NJ 2005, 224
Instellen rechtsmiddel ingeval processuele wederpartij in vorige instantie heeft opgehouden te bestaan.
HR 11-03-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AR7437, m.nt. H.J. Snijders
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 maart 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C04/160HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- Noot
H.J. Snijders
- LJN
AR7437
- JCDI
JCDI:ADS114577:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AR7437, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑03‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AR7437, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑03‑2005
- Wetingang
BW art. 2:334a; Rv art. 225
Essentie
Instellen rechtsmiddel ingeval processuele wederpartij in vorige instantie heeft opgehouden te bestaan.
Een rechtsmiddel dient in beginsel te worden ingesteld tegen de processuele wederpartij in de vorige instantie. Wanneer die wederpartij ten tijde van het aanwenden van het rechtsmiddel niet meer bestaat, kan het rechtsmiddel — op straffe van niet-ontvankelijkheid — uitsluitend tegen de rechtsopvolger worden ingesteld. Het instellen van een rechtsmiddel tegen een niet meer bestaande rechtspersoon behoeft echter niet tot niet-ontvankelijkheid te leiden indien de partij die het rechtsmiddel instelt niet weet en redelijkerwijs ook niet behoeft te weten dat een rechtsovergang aan de zijde van haar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.