NJ 2005, 326
Overdracht vorderingen op naam; inhoud akte van cessie; bepaalbaarheidsvereiste; omstandigheden van het geval; vordering op ‘dubieuze debiteur’.
HR 04-03-2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6165
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 maart 2005
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C03/195HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AR6165
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AR6165, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑03‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AR6165, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑03‑2005
- Wetingang
BW art. 2:204a; BW art. 3:35; BW art. 3:84
Essentie
Overdracht vorderingen op naam; inhoud akte van cessie; bepaalbaarheidsvereiste; omstandigheden van het geval; vordering op ‘dubieuze debiteur’.
Voor het overdragen of verpanden van vorderingen op naam is vereist, maar ook voldoende, dat de akte van cessie zodanige gegevens bevat dat, eventueel, achteraf aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vorderingen het gaat. De vraag hoe specifiek die gegevens dienen te zijn, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval. In een geval als het onderhavige, waarin alle activa van een onderneming/eenmanszaak zijn ingebracht in een b.v., behoeft het ook bij betwisting door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.