NJ 2005, 393
Wet voorkeursrecht gemeenten: art. 26 lid 1 (oud); regiefunctie gemeente; aan beoogde zelfrealisator te stellen eisen.
HR 17-12-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AR4045, m.nt. P.C.E. van Wijmen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 december 2004
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven
- Zaaknummer
R03/144HR
- Conclusie
A-G Keus
- Noot
P.C.E. van Wijmen
- LJN
AR4045
- JCDI
JCDI:ADS157669:1
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AR4045, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑12‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AR4045, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2004
- Wetingang
Wet voorkeursrecht gemeenten art. 26 (oud)
Essentie
Wet voorkeursrecht gemeenten: art. 26 lid 1 (oud); regiefunctie gemeente; aan beoogde zelfrealisator te stellen eisen.
Voor de toepassing van art. 26 lid 1 (oud) Wvg is niet slechts vereist dat door de rechtshandeling waarvan op grond van deze bepaling vernietiging wordt gevorderd, afbreuk wordt gedaan aan de voorkeurspositie van de gemeente, maar tevens dat afbreuk wordt gedaan aan het belang dat de gemeente bij die voorkeurspositie heeft. Het hangt af van het door de gemeente gevoerde dan wel voorgenomen beleid welke belangen in het concrete geval in aanmerking moeten worden genomen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.