JOW 2005, 17
wederrechtelijk verkregen voordeel; hoofdelijke aansprakelijkheid; pondspondsgewijs
HR 07-12-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3021
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 december 2004
- Magistraten
Koster, Van Schendel, Ilsink
- Zaaknummer
01510/03
- Conclusie
A‑G Machielse
- LJN
AR3021
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AR3021, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑12‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AR3021, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑12‑2004
- Wetingang
Sr art. 36e
Essentie
wederrechtelijk verkregen voordeel; hoofdelijke aansprakelijkheid; pondspondsgewijs
Samenvatting
Het eerste cassatiemiddel behelst de klacht dat het Hof de ontnemingsmaatregel niet had mogen opleggen, omdat de advocaat-generaal bij het Hof had gevorderd de ontnemingsvordering af te wijzen. Volgens de Hoge Raad ligt volgens de toelichting de opvatting ten grondslag dat het geval waarin de advocaat-generaal bij het hof bij de vordering heeft geconcludeerd tot afwijzing van de aanhangig gemaakte vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden gelijkgesteld met het geval waarin geen vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in art. 36e Sr is aanhangig gemaakt. Die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.