NJ 2006, 115
Verjaring; aanvang vijfjarige termijn art. 3:310 lid 1 BW; criterium ‘daadwerkelijk in staat tot instellen rechtsvordering’ houdt niet in bekendheid met juridische beoordeling.
HR 26-11-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR1739, m.nt. C.E. du Perron
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 november 2004
- Magistraten
Mrs. R. Herrmann, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C03/270HR
- Conclusie
A-G Spier
- Noot
C.E. du Perron
- LJN
AR1739
- JCDI
JCDI:ADS143423:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AR1739, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AR1739, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑11‑2004
- Wetingang
BW art. 3:310
Essentie
Verjaring; aanvang vijfjarige termijn art. 3:310 lid 1 BW; criterium ‘daadwerkelijk in staat tot instellen rechtsvordering’ houdt niet in bekendheid met juridische beoordeling.
De rechtspraak van de Hoge Raad die inhoudt dat de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW, gelet op de strekking van deze bepaling, pas begint te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van deze schade in te stellen, houdt niet in dat voor het gaan lopen van deze verjaringstermijn vereist is dat de benadeelde niet slechts daadwerkelijk bekend is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.