RvdW 2004, 109
Gezag van gewijsde; geen ambtshalve toepassing. Ambtshalve matiging proceskosten en buitengerechtelijke kosten als bedoeld in art. 6:96 lid 2 sub b en c BW; grenzen; motiveringsplicht.
HR 24-09-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AP6874 (Dryade/Staat)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 september 2004
- Magistraten
Mrs. R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, P.C. Kop, E.J. Numann, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C03/107HR
- Conclusie
A-G Huydecoper
- LJN
AP6874
- Roepnaam
Dryade/Staat
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AP6874, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑09‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AP6874, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑09‑2004
- Wetingang
Essentie
Gezag van gewijsde; geen ambtshalve toepassing. Ambtshalve matiging proceskosten en buitengerechtelijke kosten als bedoeld in art. 6:96 lid 2 sub b en c BW; grenzen; motiveringsplicht.
De rechter mag het gezag van gewijsde alleen toepassen als een partij zich daarop beroept. Het oordeel van de rechtbank dat thans eiseres tot cassatie geen (impliciet) beroep op het gezag van gewijsde heeft gedaan, berust op een aan de rechtbank als rechter die over de feiten oordeelt voorbehouden uitleg van de gedingstukken en is niet onbegrijpelijk.
Ingevolge art. 242 Rv kan de rechter bedragen die geacht kunnen worden te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.