RvdW 2004, 101
Verzoek vaststelling Nederlanderschap ex art. 17 Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN); overgangsrecht; toepasselijkheid Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI); rechtszekerheid. Art. 7 aanhef en onder 3° WNI: verliezen Nederlandse nationaliteit door verkrijging vreemde nationaliteit ‘door de wil van de verkrijger’; uitdrukkelijke wilsverklaring vereist?
HR 03-09-2004, ECLI:NL:HR:2004:AP0033
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 september 2004
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
R03/112HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AP0033
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AP0033, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑09‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AP0033, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑05‑2004
- Wetingang
Essentie
Verzoek vaststelling Nederlanderschap ex art. 17 Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN); overgangsrecht; toepasselijkheid Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI); rechtszekerheid. Art. 7 aanhef en onder 3° WNI: verliezen Nederlandse nationaliteit door verkrijging vreemde nationaliteit ‘door de wil van de verkrijger’; uitdrukkelijke wilsverklaring vereist?
Samenvatting
De vraag of thans verzoeker tot cassatie door de verkrijging met ingang van 28 maart 1965 van de Israëlische nationaliteit de Nederlandse nationaliteit heeft verloren, moet worden beantwoord met toepassing van de WNI nu de RWN blijkens zijn overgangsbepalingen, met uitzondering van hier niet ter ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.