NJ 2005, 151
Onteigening in het belang van de winning van oppervlaktedelfstoffen. Bijzondere geschiktheid van het onteigende voor het werk waarvoor onteigend wordt. Winbare bodembestanddelen.
HR 13-08-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AQ6968, m.nt. P.C.E. van Wijmen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 augustus 2004
- Magistraten
Mrs. A.G. Pos, L. Monné, J.C. van Oven, A.R. Leemreis, C.J.J. van Maanen
- Zaaknummer
1403
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
P.C.E. van Wijmen
- LJN
AQ6968
- JCDI
JCDI:ADS113503:1
- Vakgebied(en)
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AQ6968, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑08‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AQ6968, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑08‑2004
- Wetingang
Essentie
Onteigening in het belang van de winning van oppervlaktedelfstoffen. Bijzondere geschiktheid van het onteigende voor het werk waarvoor onteigend wordt. Winbare bodembestanddelen.
Samenvatting
Bij het bepalen van de waarde van een onteigend perceel wordt uitgegaan van de prijs, totstandgekomen bij een onderstelde koop in het vrije commerciële verkeer tussen de onteigende als redelijk handelend verkoper en de onteigenaar als redelijk handelend koper (art. 40b lid 2 Onteigeningswet). Gelet moet dus worden op de prijs die de onteigenaar als redelijk handelend koper, zonder dreiging met het dwangmiddel van een onteigening, bereid zou zijn te besteden en die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.