NJ 2007, 46
Wet Bopz. Beslissing rechtbank op intrekking voorwaardelijk verleend ontslag. Cassatieberoep; ontvankelijkheid; ‘verschijnen’ in de zin van art. 426 lid 1 Rv.
HR 11-06-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7733
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 juni 2004
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, E.J. Numann, F.B. Bakels
- Zaaknummer
R04/034HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AO7733
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO7733, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑06‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO7733, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑06‑2004
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑04‑2004
- Wetingang
Rv art. 426
Essentie
Wet Bopz. Beslissing rechtbank op intrekking voorwaardelijk verleend ontslag. Cassatieberoep; ontvankelijkheid; ‘verschijnen’ in de zin van art. 426 lid 1 Rv.
Tegen beschikkingen op rekest kan beroep in cassatie worden ingesteld door degenen die in een der vorige instanties in de zin van art. 426 lid 1 Rv zijn verschenen; een persoon of rechtspersoon is in deze zin verschenen indien hij een verweerschrift heeft ingediend of ter zitting is gehoord. Nu niet is gebleken dat thans verzoekster tot cassatie bij de rechtbank een verweerschrift heeft ingediend of ter terechtzitting van de rechtbank is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.