RvdW 2004, 86
Hoger beroep; (positieve) devolutieve werking; bewijslastverdeling.
HR 11-06-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO6015 (Utimaco)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 juni 2004
- Magistraten
Mrs. R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, A. Hammerstein, P.C. Kop, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C03/025HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AO6015
- Roepnaam
Utimaco
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AO6015, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑06‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AO6015, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑06‑2004
- Wetingang
Rvart. 150; Rvart. 332; Rv art. 347
Essentie
Hoger beroep; (positieve) devolutieve werking; bewijslastverdeling.
Indien een partij (de latere geïntimeerde) door de rechtbank met het bewijs van haar stellingen is belast en de rechtbank haar in dit bewijs geslaagd heeft geacht, maar het hof naar aanleiding van een daartoe strekkende grief van de wederpartij tot een ander oordeel is gekomen over de waardering van het bijgebrachte bewijs, dient het hof ook zonder debat tussen partijen over de verdeling van de bewijslast, de juistheid van die beslissing opnieuw te bezien. Dit geldt ook in het geval waarin de geïntimeerde incidenteel appel instelt tegen de afwijzing van de vordering ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.