JOL 2004, 301
Borgtocht. Regresvordering borg; aard en strekking; oud recht; rechtsvordering tot vergoeding van schade als bedoeld in art. 3:310 BW met vijfjarige verjaringstermijn; derogerende werking redelijkheid en billijkheid; beroep op omstandigheden na verstrijken verjaringstermijn. Ingebrekestelling; uitleg.
HR 04-06-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO6210 (Burghoff Camerling/Gemeente Heerlen)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 juni 2004
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, E.J. Numann
- Zaaknummer
C02/314HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AO6210
- Roepnaam
Burghoff Camerling/Gemeente Heerlen
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO6210, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑06‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO6210, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑06‑2004
Essentie
Borgtocht. Regresvordering borg; aard en strekking; oud recht; rechtsvordering tot vergoeding van schade als bedoeld in art. 3:310 BW met vijfjarige verjaringstermijn; derogerende werking redelijkheid en billijkheid; beroep op omstandigheden na verstrijken verjaringstermijn. Ingebrekestelling; uitleg.
De regresvordering van de borg die betaald heeft, geeft deze laatste een eigen, zelfstandig recht jegens de hoofdschuldenaar en heeft de strekking te voorkomen dat de schuldenaar ten koste van de borg ongerechtvaardigd wordt verrijkt. De uit art. 1876 (oud) BW voortvloeiende regresvordering van de borg die betaald heeft, is dan ook te beschouwen als "een rechtsvordering tot vergoeding van schade" als bedoeld ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.