AB 2004, 347
Ambtshalve toepassing van EG-recht in cassatie.
HR 07-05-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO0075, m.nt. R.J.G.M. Widdershoven
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 mei 2004
- Magistraten
Mrs. Pos, van Amersfoort, Bavinck, Van den Berge, Leemreis
- Zaaknummer
38 067
- Noot
R.J.G.M. Widdershoven
- LJN
AO0075
- JCDI
JCDI:ADS864504:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Fiscaal procesrecht / Procesorde
Bestuursrecht algemeen (V)
Bestuursprocesrecht / Beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AO0075, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑05‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AO0075, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑05‑2004
- Wetingang
Awb art. 8:69; Algemene wet inzake rijksbelastingen art. 29e lid 2; EG-Verdrag art. 39; Belastingverdrag Nederland-Italië van 8 mei 1990, art. 24 lid 2; Wet op de inkomstenbelasting art. 3 lid 3; Besluit voorkoming dubbele belasting
Essentie
Ambtshalve toepassing van EG-recht in cassatie.
Samenvatting
Volgens advocaat-generaal Wattel is de belastingrechter die, anders dan de burgerlijke rechter, bevoegd is om te casseren op andere dan de aangevoerde gronden (zie art. 29e lid 2 Awr) op grond van het EG-recht ingevolge het Van Schijndel-arrest verplicht om die bevoegdheid te gebruiken zodra dwingend gemeenschapsrecht aan de orde is. Daarom is de Hoge Raad EG-rechtelijk verplicht de leer van het De Groot-arrest (HvJ EG 12 december 2002, zaak C-385/00, Jur. 2002, p. Ⅰ-11 819) toe te passen in de thans te berechten zaak en om 's hofs ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.