NJ 2004, 319
Buurweg; oud recht; overgangsrecht; opheffing buurweg, vereiste van ‘gemene toestemming’.
HR 13-02-2004, ECLI:NL:HR:2004:AN8284
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 februari 2004
- Magistraten
Mrs. P. Neleman, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C02/181HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AN8284
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AN8284, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑02‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AN8284, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑02‑2004
- Wetingang
BW (oud) art. 719; Ow art. 160
Essentie
Buurweg; oud recht; overgangsrecht; opheffing buurweg, vereiste van ‘gemene toestemming’.
Op buurwegen ontstaan onder vigeur van het oude recht, blijft oud recht — waaronder art. 719 (oud) BW — van toepassing o.g.v. art. 160 Overgangswet, inhoudende dat geen wijziging wordt gebracht in de rechten, bevoegdheden en verplichtingen met betrekking tot een buurweg die vóór de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen is ontstaan. 's Hofs oordeel moet aldus worden verstaan dat de bestemming tot buurweg is opgeheven door de stilzwijgende toestemming van alle betrokkenen en derhalve is opgeheven in overeenstemming met art. 719 BW (oud) dat voor opheffing ‘gemene toestemming’ vereist.