RvdW 2004, 28
Hoger beroep; vordering tot ongedaanmaking van ingevolge het beroepen vonnis verrichte prestatie mogelijk?; onmogelijkheid ongedaanmaking. Bij memorie van antwoord aangevoerde stellingen.
HR 30-01-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AN7327
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 januari 2004
- Magistraten
P. Neleman, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C02/218HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AN7327
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
Verbintenissenrecht / Overige verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AN7327, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑01‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AN7327, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑01‑2004
- Wetingang
BW art. 6:203; Rv art. 136; Rv (oud) art. 176; Rv (oud) art. 250; Rv art. 353
Essentie
Hoger beroep; vordering tot ongedaanmaking van ingevolge het beroepen vonnis verrichte prestatie mogelijk?; onmogelijkheid ongedaanmaking. Bij memorie van antwoord aangevoerde stellingen.
In geval van vernietiging in hoger beroep van een vonnis ontvalt de rechtsgrond aan hetgeen reeds ter uitvoering van dit vonnis is verricht en ontstaat op de voet van art. 6:203 BW een vordering tot ongedaanmaking van deze prestatie. Het strookt met de eisen van een goede rechtspleging de mogelijkheid aan te nemen dat in hoger beroep met het oog op het verkrijgen van een executoriale titel aan de vordering tot vernietiging van het bestreden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.