HR, 19-12-2003, nr. C02/242HR
ECLI:NL:HR:2003:AM3136
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-12-2003
- Zaaknummer
C02/242HR
- Conclusie
Mr L. Strikwerda
- LJN
AM3136
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2003:AM3136, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑12‑2003
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2003:AM3136
ECLI:NL:HR:2003:AM3136, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑12‑2003; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AM3136
- Vindplaatsen
Conclusie 19‑12‑2003
Mr L. Strikwerda
Partij(en)
Rolnr. C02/242HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 24 okt. 2003
conclusie inzake
Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V.
tegen
- P.
& O Nedlloyd B.V.
Edelhoogachtbaar College,
1.
Bij dagvaarding van 2 maart 1990 heeft thans eiseres tot cassatie, hierna: Delta Lloyd, thans verweerster in cassatie, hierna: Nedlloyd, voor de Rechtbank te Rotterdam aangesproken tot betaling van schadevergoeding, begroot op f 19.706,90, met rente en kosten. Aan haar vordering heeft Delta Lloyd ten grondslag gelegd dat Nedlloyd als vervoerder onder cognossement aansprakelijk is voor aan de vervoerde zaken geconstateerde schade en dat de recht- en regelmatig cognossementhouder, Frugalis B.V., en de betrokken verzekeraars hun vorderingsrechten jegens Nedlloyd aan haar hebben gecedeerd.
2.
Nadat Nedlloyd de vordering van Delta Lloyd had bestreden, heeft de Rechtbank bij vonnis van 23 december 1999, alvorens verder te beslissen, Delta Lloyd toegelaten tot bewijs.
3.
Delta Lloyd is van het vonnis van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, doch tevergeefs: bij arrest van 23 april 2002 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd en de zaak naar die Rechtbank verwezen ter verdere behandeling en beslissing.
4.
Delta Lloyd is tegen het arrest van het Hof (tijdig) in cassatie gekomen met drie middelen die door Nedlloyd zijn bestreden met conclusie tot verwerping.
5.
Het bestreden arrest van het Hof is een tussenarrest. Het Hof heeft in zijn arrest immers niet door een uitdrukkelijk dictum aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde een einde gemaakt. Het arrest van het Hof is tot stand gekomen op 23 april 2002, derhalve na het tijdstip van inwerkingtreding (1 januari 2002) van de Wet van 6 december 2001, Stb. 580, tot herziening van het procesrecht in burgerlijke zaken. Uit art. VII lid 2 van deze wet volgt dat ten aanzien van de mogelijkheid van het aanwenden van een rechtsmiddel tegen een beslissing van een gerecht die na het tijdstip van inwerkingtreding is tot stand gekomen de bij die wet vastgestelde bepalingen, waaronder art. 401a lid 2 Rv, van toepassing zijn. Vgl. HR 31 januari 2003, RvdW 2003, 33. Volgens art. 401a lid 2 Rv kan beroep in cassatie van het tussenarrest van het Hof slechts tegelijk met het eindarrest worden ingesteld, aangezien het Hof niet anders heeft bepaald en de overige in het artikel vermelde uitzonderingen evenmin van toepassing zijn. Uit dit een en ander volgt dat Delta Lloyd in haar cassatieberoep niet kan worden ontvangen.
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van Delta Lloyd in haar beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 19‑12‑2003
Inhoudsindicatie
19 december 2003 Eerste Kamer Nr. C02/242HR JMH/AT Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Amsterdam, EISERES tot cassatie, advocaat: mr. R.T.R.F. Carli, t e g e n P & O NEDLLOYD B.V., gevestigd te Rotterdam, VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. R.S. Meijer. 1. Het geding in feitelijke instanties...
Partij(en)
19 december 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/242HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
P & O NEDLLOYD B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Delta Lloyd - heeft bij exploot van 2 maart 1990 verweerster in cassatie - verder te noemen: Nedlloyd - gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en gevorderd Nedlloyd te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van ƒ 19.706,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 1989 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nedlloyd heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 23 december 1999 alvorens verder te beslissen Delta Lloyd tot bewijslevering toegelaten.
Tegen dit vonnis heeft Delta Lloyd hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 23 april 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en de zaak verwezen naar de rechtbank te Rotterdam ter verdere behandeling en beslissing.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Delta Lloyd beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Nedlloyd heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van Delta Lloyd in haar beroep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
3.1
Het bestreden arrest van het hof is een tussen-arrest. Het hof heeft immers het tussenvonnis van de rechtbank bekrachtigd en niet reeds door een uitdrukkelijk dictum aan het geding omtrent enig deel van het gevorderde een einde gemaakt.
3.2
Uit art. VII lid 2 van de Wet van 6 december 2001, Stb. 580, tot herziening van het procesrecht in burgerlijke zaken, volgt dat ten aanzien van de mogelijkheid van het aanwenden van een rechtsmiddel tegen het arrest van het hof, dat is tot stand gekomen op 23 april 2002, derhalve na het tijdstip van inwerkingtreding van die wet op 1 januari 2002, de bij die wet vastgestelde bepalingen, waaronder art. 401a lid 2 Rv., van toepassing zijn (zie HR 31 januari 2003, nr. C02/175, NJ 2003, 656 en HR 31 januari 2003, C02/187, NJ 2003, 657). Volgens art. 401a lid 2 kan beroep in cassatie van een tussenarrest slechts tegelijk met dat van het eindarrest na een eventueel hoger beroep van een eindvonnis van de rechtbank worden ingesteld, nu het hof niet anders heeft bepaald en de overige in dit artikel vermelde uitzonderingen evenmin van toepassing zijn.
3.3
Delta Lloyd kan mitsdien in haar cassatieberoep niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart Delta Lloyd niet-ontvankelijk in haar beroep;
veroordeelt Delta Lloyd in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van P&O begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 19 december 2003.