NJ 2004, 408
Onteigening. Terugvordering van ‘het afgestane’ bij niet-realisatie; het begrip ‘het afgestane’ en het begrip ‘arbeid aan het werk’ in de zin van art. 61 Ow.
HR 19-12-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AI1061, m.nt. P.C.E. van Wijmen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 december 2003
- Magistraten
Mrs. A.G. Pos, L. Monné, P.J. van Amersfoort, J.C. van Oven, C.J.J. van Maanen
- Zaaknummer
1376
- Conclusie
A-G Groeneveld
- Noot
P.C.E. van Wijmen
- LJN
AI1061
- JCDI
JCDI:ADS142372:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AI1061, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑12‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AI1061, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑12‑2003
- Wetingang
Onteigeningswet art. 61
Essentie
Onteigening. Terugvordering van ‘het afgestane’ bij niet-realisatie; het begrip ‘het afgestane’ en het begrip ‘arbeid aan het werk’ in de zin van art. 61 Ow.
Samenvatting
Onder ‘het afgestane’ dat de onteigende ingevolge art. 61 Onteigeningswet bij niet-realisatie kan terugvorderen, dient mede te worden begrepen hetgeen de onteigenaar bij gelegenheid van de onteigening op de voet van art. 38 Onteigeningswet heeft overgenomen alsook de gronden die de onteigenaar heeft overgenomen in verband met de aanvaarding door de onteigende van een bijkomende aanbieding tot gestanddoening waarvan de onteigeningsrechter de onteigenaar heeft veroordeeld. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.