NJ 2004, 102
Regeling art. 161 Rv inzake bewijskracht strafvonnis in strijd met art. 6 EVRM?
HR 12-12-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AK8281
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 december 2003
- Magistraten
P. Neleman, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C02/139HR
- Conclusie
A-G Keus
- LJN
AK8281
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AK8281, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑12‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AK8281, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑12‑2003
- Wetingang
Essentie
De omstandigheid dat de rechter in de civielrechtelijke procedure op grond van de regeling van art. 161 jo. 151 Rv behoudens tegenbewijs dient uit te gaan van hetgeen de strafrechter bewezen heeft verklaard, doet als zodanig geen afbreuk aan zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid en beneemt de gedaagde evenmin zijn, door art. 6 EVRM gewaarborgde, recht op een eerlijk proces. De regeling is ook niet in strijd met het in art. 6 besloten liggende beginsel van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.