HR, 14-11-2003, nr. R03/080HR
ECLI:NL:HR:2003:AK8555
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-11-2003
- Zaaknummer
R03/080HR
- Conclusie
Mr L. Strikwerda
- LJN
AK8555
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2003:AK8555, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑11‑2003
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2003:AK8555
ECLI:NL:HR:2003:AK8555, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑11‑2003; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AK8555
- Wetingang
- Vindplaatsen
Conclusie 14‑11‑2003
Mr L. Strikwerda
Partij(en)
Rek.nr. R03/080HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 19 sept. 2003
conclusie inzake
Holland Green B.V.
tegen
- 1.
Quick Holding B.V.
- 2.
[Verweeder 2] h.o.d.n. G.F.H.
Edelhoogachtbaar College,
1.
Thans verweerders in cassatie (hierna: Quick Holding c.s.) hebben bij verzoekschrift van 12 mei 2003 de Rechtbank te Arnhem verzocht thans verzoekster van cassatie (hierna: Holland Green) in staat van faillissement te verklaren.
2.
De Rechtbank heeft het verzoek bij beschikking van 28 mei 2003 afgewezen.
3.
Op het hoger beroep van Quick Holding c.s. heeft het Gerechtshof te Arnhem bij arrest van 3 juli 2003 de beschikking van de Rechtbank evenwel vernietigd en, opnieuw recht doende, Holland Green in staat van faillissement verklaard met benoeming van een rechter-commissaris en aanstelling van een curator.
4.
Holland Green is bij een op 11 juli 2003 gedagtekend verzoekschrift in cassatie gekomen tegen het arrest van het Hof. Quick Holding c.s. hebben geen verweerschrift in cassatie ingediend.
5.
Het cassatierekest is op 11 juli 2003, de laatste dag van de cassatietermijn (zie art. 12 lid 1 Fw), per fax ter griffie van de Hoge Raad ingediend (het origineel is op 22 juli 2003 ter griffie ingeleverd). De fax begon binnen te komen op 11 juli 2003 om 21.44 uur; de laatste pagina kwam, na een onderbreking om 21.47 uur, binnen op 12 juli 2003 om 00.07 uur. Art. 33 Rv bepaalt dat stukken die door middel van faxapparatuur zijn ontvangen als binnen de termijn ingediend gelden, indien zij vóór 24.00 uur van de laatste dag van een lopende termijn "zijn ontvangen". Blijkens de parlementaire geschiedenis moeten de woorden "zijn ontvangen" niet zo worden uitgelegd dat de ontvangst van de fax vóór 24.00 uur moet zijn voltooid; indien de ontvangst van de fax vóór 24.00 uur is aangevangen doch ná 24.00 uur wordt voltooid, wordt de gehele fax beschouwd als vóór 24.00 uur ontvangen (zie A.I.M. van Mierlo en F.M. Bart, PG Herziening Burgerlijk Procesrecht, 2002, blz. 186). Het cassatierekest is derhalve tijdig ingediend.
6.
Het cassatierekest bevat - onder 24 - het begin van een klacht die abrupt, midden in een zin, eindigt op pagina 7 van het rekest. Op de daarop volgende pagina staat vermeld: "Op grond van een defecte computer verzoekt verzoekster dit beroep op nader aan te voeren gronden te mogen aanvullen". In de op 8 augustus 2003 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen schriftelijke toelichting, die kennelijk tevens is bedoeld als een aanvullend verzoekschrift, vat Holland Green de draad op waar deze in het cassatierekest was blijven liggen en voltooit de in het cassatierekest begonnen klacht en formuleert daarnaast nog enige andere klachten.
7.
In beginsel kunnen na het verstrijken van de cassatietermijn geen nieuwe bezwaren tegen de bestreden uitspraak worden aangevoerd. Volgens vaste rechtspraak kan echter onder bijzondere omstandigheden ook na het verstrijken van de termijn een aanvulling of wijziging van de voorgestelde middelen worden toegestaan. Die mogelijkheid bestaat evenwel slechts voor degene die tijdens de cassatietermijn niet over een essentieel processtuk, zoals de bestreden uitspraak of het proces-verbaal van een zitting, heeft kunnen beschikken en dit alleen voor zover de desbetreffende klachten als gevolg van het ontbreken van dat stuk niet eerder konden worden geformuleerd. Zie o.m. HR 27 september 1991, NJ 1991, 786 en HR 5 oktober 2001, NJ 2003, 266 nt. PV. Zie voorts D.J. Veegens, Cassatie in burgerlijke zaken, 3e dr. bew. door E. Korthals Altes en H.A. Groen, 1989, nr. 135, en D.W.H. Asser, Civiele cassatie, 2003, blz. 82/83.
8.
Holland Green heeft niet aangevoerd dat de klachten niet konden worden geformuleerd omdat zij tijdens de cassatietermijn niet over een essentieel processtuk heeft kunnen beschikken. De wèl aangevoerde reden (een defecte computer) is in ieder geval niet toereikend om van bovenvermelde regel af te wijken. Nog daargelaten dat de in de rechtspraak geformuleerde uitzonderingsregel slechts ziet op het geval dat het tijdig aanvoeren van bezwaren tegen de bestreden uitspraak wordt verhinderd door het niet kunnen beschikken over een essentieel processtuk, levert een computerstoring geen verschoonbare verhindering op om klachten te formuleren. De wet schrijft voor dat het beroep in cassatie wordt aangebracht bij een verzoekschrift, derhalve schriftelijk (art. 426a lid 1 Rv), doch schrijft niet voor met welke hulpmiddelen de tekst op het voor het verzoekschrift gebezigde papier moet worden aangebracht: hoewel niet de voorkeur verdienend, volstaat ook een met de hand geschreven tekst. Er is daarom naar mijn oordeel geen reden om in het onderhavige geval een uitzondering te aanvaarden op het beginsel dat na het verstrijken van de cassatietermijn geen nieuwe bezwaren tegen de bestreden uitspraak kunnen worden aangevoerd.
9.
De in het cassatierekest onder 24 geformuleerde klacht kan niet tot cassatie van het bestreden arrest leiden. Zij voldoet niet aan de daaraan ingevolge art. 426a lid 2 Rv te stellen eisen, nu in het cassatierekest niet wordt aangeven in welk opzicht en waarom de aangevallen overweging van het Hof als een schending van het recht of als een verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid met zich meebrengt, moet worden aangemerkt.
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van Holland Green in haar cassatieberoep voor zover dit berust op de in de schriftelijke toelichting aangevoerde klachten en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 14‑11‑2003
Inhoudsindicatie
14 november 2003 Eerste Kamer Nr. R03/080HR JMH/AT Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: HOLLAND GREEN B.V., gevestigd te Maasdriel, VERZOEKSTER tot cassatie, advocaat: mr. C.A.J. van der Meulen, t e g e n 1. QUIK HOLDING B.V., gevestigd te Hedel, gemeente Maasdriel, 2. [Verweerder 2], handelende onder de naam G.F.H., wonende te [woonplaats], VERWEERDERS in cassatie, niet verschenen. 1. Het geding in feitelijke instanties...
Partij(en)
14 november 2003
Eerste Kamer
Nr. R03/080HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
HOLLAND GREEN B.V., gevestigd te Maasdriel,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. C.A.J. van der Meulen,
t e g e n
1. QUIK HOLDING B.V., gevestigd te Hedel, gemeente Maasdriel,
2. [Verweerder 2], handelende onder de naam G.F.H., wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: Quik Holding c.s. - hebben bij verzoekschrift van 12 mei 2003 de rechtbank te Arnhem verzocht verzoekster tot cassatie - verder te noemen: Holland Green - in staat van faillissement te verklaren.
Holland Green heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 28 mei 2003 het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.
Tegen deze beschikking hebben Quik Holding c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Na mondelinge behandeling op 26 juni 2003 heeft het hof bij arrest van 3 juli 2003 de beschikking van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, Holland Green in staat van faillissement verklaard, het lid van de rechtbank te Arnhem mr. A.W.M. van Hoof tot rechter-commissaris benoemd en mr. K.E.H. Klerk, advocaat en procureur te Tilburg, tot curator aangesteld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Holland Green beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Quik Holding c.s. hebben geen verweerschrift ingediend.
De zaak is voor Holland Green toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van Holland Green in haar cassatieberoep voor zover dit berust op de in de schriftelijke toelichting aangevoerde klachten en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep is het volgende van belang.
- (i)
Holland Green is bij op 11 juli 2003 gedagtekend verzoekschrift in cassatie gekomen van het arrest van het hof van 3 juli 2003, waarbij zij door het hof in staat van faillissement is verklaard. Het cassatierekest is per fax ter griffie van de Hoge Raad ingediend. Het cassatierekest is begonnen binnen te komen op 11 juli 2003 om 21.44 uur; de laatste pagina kwam, na een onderbreking om 21.47 uur, binnen op 12 juli 2003 om 00.07 uur.
- (ii)
Het cassatierekest bevat onder nr. 24 het begin van een klacht, die abrupt, midden in een zin, eindigt op pagina 7 van het rekest. Op de daarop volgende pagina staat vermeld "Op grond van een defecte computer verzoekt verzoekster dit beroep op nader aan te voeren gronden nader te mogen aanvullen."
- (iii)
In de op de voor de schriftelijke toelichting bepaalde dag - 8 augustus 2003 - ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen schriftelijke toelichting vat Holland Green de draad op waar deze in het cassatiemiddel was blijven liggen en voltooit de in het cassatierekest begonnen klacht en formuleert daarnaast nog enige andere klachten.
3.2
Nu het per fax verzonden verzoekschrift is begonnen binnen te komen vóór 24.00 uur op de laatste dag van de cassatietermijn, geldt het als binnen deze termijn ter griffie van de Hoge Raad ingediend (HR 16 februari 1996, nr. 15847, NJ 1997, 55).
3.3
De door Holland Green aangevoerde omstandigheid - een defecte computer - kan, als komende voor risico van Holland Green, geen rechtvaardiging opleveren voor het eerst na afloop van de cassatietermijn bij schriftelijke toelichting nader aanvullen van het cassatieberoep.
3.4
Nu voorts de in het cassatierekest onder nr. 24 geformuleerde enige klacht niet voldoet aan de daaraan ingevolge art. 426a lid 2 Rv. te stellen eisen, moet Holland Green niet-ontvankelijk worden verklaard in haar beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart Holland Green niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 14 november 2003.