NJ 2005, 196
Schending art. 3 EVRM; staking tenuitvoerlegging opgelegde straf passende vorm van rechtsherstel?
HR 31-10-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AI0351, m.nt. E.A. Alkema
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 oktober 2003
- Magistraten
P. Neleman, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein, P.C. Kop, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C03/103HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- Noot
E.A. Alkema
- LJN
AI0351
- JCDI
JCDI:ADS143427:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AI0351, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑10‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AI0351, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑10‑2003
- Wetingang
BW art. 6:103; BW art. 6:162; EVRM art. 3; EVRM art. 6; EVRM art. 41
Essentie
Schending art. 3 EVRM; staking tenuitvoerlegging opgelegde straf passende vorm van rechtsherstel?
Nu de Staat jegens thans verweerder in cassatie onrechtmatig handelt doordat jegens hem, naar het EHRM heeft vastgesteld, art. 3 EVRM is geschonden, kan verweerder jegens de Staat, die onrechtmatig handelt als een passende vorm van herstel uitblijft, naar nationaal recht aanspraak maken op schadevergoeding. Deze schadevergoeding kan ook in een andere vorm dan in betaling van een geldsom worden toegekend, in het geval van de onderhavige door het EHRM geconstateerde schending van art. 3 EVRM bij de tenuitvoerlegging van de detentie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.