JOL 2003, 463
Onderhandse schuldbekentenis; goedschrift; bewijskracht.
HR 26-09-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF9711
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 september 2003
- Magistraten
H.A.M. Aaftink, 0. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C02/037HR
- Conclusie
A-G de Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AF9711
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF9711, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑09‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AF9711, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑09‑2003
Essentie
Onderhandse schuldbekentenis; goedschrift; bewijskracht.
Met toepassing van art. 81 RO verworpen cassatieklachten tegen 's Hofs oordeel dat de door thans eiser tot cassatie met de hand geschreven en ondertekende schuldbekentenis ingevolge art. 184 juncto 185 (oud) Rv (art. 157 juncto 158 Rv) jegens thans verweerster in cassatie dwingend bewijs oplevert zodat eiser dient de worden belast met tegenbewijs, alsmede tegen 's Hofs oordeel dat eiser niet in die bewijslevering is geslaagd.
Partij(en)
[Eiser], wonende te [woonplaats], België, eiser tot cassatie, adv. mr. P. Garretsen,
tegen
[Verweerster], wonende te [woonplaats], verweerster in cassatie, adv. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.