RvdW 2003, 59
Voortzetting huurovereenkomst woonruimte na overlijden huurder op voet art. 7A:1623i lid 2 BW; beroep verhuurder op termijn van zes maanden naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?; maatstaf.
HR 21-03-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF2683 (Westerheide/Van Wageningen)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 maart 2003
- Magistraten
R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C02/012HR
- Conclusie
A-G Spier
- LJN
AF2683
- Roepnaam
Westerheide/Van Wageningen
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Huurrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Verbintenissenrecht / Algemeen
Huurrecht / Huur van woonruimte
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF2683, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑03‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AF2683, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑03‑2003
- Wetingang
BW art. 6:2 lid 2; BW art. 7A:1623i lid 2; BW art. 7A:1623i lid 3; NBW art. 7:268; Rv art. 420
Essentie
Voortzetting huurovereenkomst woonruimte na overlijden huurder op voet art. 7A:1623i lid 2 BW; beroep verhuurder op termijn van zes maanden naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?; maatstaf.
De Rechtbank heeft voor de beantwoording van de vraag of het beroep van de verhuurder op de in art. 7A:1623i lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden waarbinnen na het overlijden van de huurder voortzetting van de huurovereenkomst kan worden gevorderd, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, een onjuiste maatstaf aangelegd door bepalend te achten of de verhuurder er redelijkerwijs van mocht uitgaan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.