NJ 2003, 643
Internationale rechtshulp in strafzaken. Rechtshulpverdrag met Canada. Verzoek horen getuigen onder ede in kader van opsporingsonderzoek; recht op aanwezigheid verdachte en/of diens raadsman?; schending art. 6 lid 3 sub d EVRM?
HR 28-02-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AE9387, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 februari 2003
- Magistraten
W.E. Haak, F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
C01/152HR
- Conclusie
A‑G Langemeijer
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
AE9387
- JCDI
JCDI:ADS143233:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal strafrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AE9387, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑02‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AE9387, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑02‑2003
- Wetingang
Essentie
Internationale rechtshulp in strafzaken. Rechtshulpverdrag met Canada. Verzoek horen getuigen onder ede in kader van opsporingsonderzoek; recht op aanwezigheid verdachte en/of diens raadsman?; schending art. 6 lid 3 sub d EVRM?
Art. 9 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 1 mei 1991 (Trb. 1991, 85) verplicht Nederland als verzoekende Staat niet bij een rechtshulpverzoek als het onderhavige (verzoek in het kader van een, parallel aan een gerechtelijk vooronderzoek lopend, opsporingsonderzoek aan Canada om een aantal getuigen onder ede en in aanwezigheid — en mede ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.