RvdW 2003, 31
Vordering ter zake uitoefening door ontvanger van zijn taak: ontvankelijkheid i.g.v. dagvaarding Staat.
HR 31-01-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3638
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
31 januari 2003
- Magistraten
R. Herrmann, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
C02/169HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AF3638
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF3638, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑01‑2003
- Wetingang
Inv.w 1990 art. 3
Essentie
Vordering ter zake uitoefening door ontvanger van zijn taak: ontvankelijkheid i.g.v. dagvaarding Staat.
Gelet op de tekst van en de toelichting bij art. 3 lid 3 Iw 1990 moet worden aangenomen dat in alle rechtsgedingen voortvloeiende uit de uitoefening door de ontvanger van zijn taak, uitsluitend de ontvanger kan worden gedagvaard.
Samenvatting
Een belastingplichtige heeft de Staat gedagvaard en betaling van ƒ 3850 gevorderd op de grond dat dit op een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen terug te betalen bedrag ten onrechte is verrekend met een beweerdelijk nog openstaande belastingschuld. In cassatie gaat het om de vraag ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.