NJ 2006, 516
CAO en overgang van de onderneming: einde geldingsduur algemeen verbindendverklaring; nawerking CAO-bepalingen.
HR 10-01-2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9386, m.nt. G.J.J. Heerma van Voss
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 januari 2003
- Magistraten
Mrs. G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
C01/146HR
- Conclusie
A-G Verkade
- Noot
G.J.J. Heerma van Voss
- LJN
AE9386
- JCDI
JCDI:ADS143214:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Arbeidsrecht / Collectief arbeidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AE9386, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑01‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AE9386, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑10‑2002
- Wetingang
Essentie
CAO en overgang van de onderneming: einde geldingsduur algemeen verbindendverklaring; nawerking CAO-bepalingen.
Art. 14a Wet CAO strekt tezamen met art. 2a Wet AVV ter implementatie van Richtlijn 77/187/EEG betreffende de overgang van ondernemingen. Ingevolge art. 14a lid 1 gaan de rechten en verplichtingen welke voor de werkgever t.t.v. de overgang van de onderneming t.a.v. zijn werknemers voortvloeien uit bepalingen omtrent arbeidsvoorwaarden van een CAO waaraan hij gebonden is, van rechtswege over op de verkrijger van de onderneming. Art. 14a lid 2 moet aldus worden verstaan dat de verplichting om de arbeidsvoorwaarden te handhaven eindigt op het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.