NJ 2003, 427
Onteigening. Ontvankelijkheid in cassatie. Wijze van instellen cassatieberoep. Verklaring ter griffie.
HR 20-12-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AF2283, m.nt. P.C.E. van Wijmen (Onteigening Borssele)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 december 2002
- Magistraten
E. Korthals Altes, J.C. van Oven, C.J.J. van Maanen, A. Hammerstein
- Zaaknummer
1369
- Conclusie
A-G Ilsink
- Noot
P.C.E. van Wijmen
- LJN
AF2283
- Roepnaam
Onteigening Borssele
- JCDI
JCDI:ADS142383:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AF2283, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑12‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AF2283, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2002
- Wetingang
Essentie
Onteigening. Ontvankelijkheid in cassatie. Wijze van instellen cassatieberoep. Verklaring ter griffie.
Samenvatting
Er bestaat geen goede reden om het ervoor te houden dat de in art. 52, lid 3, Onteigeningswet bedoelde verklaring op straffe van nietigheid mondeling moet worden afgelegd. Art. 52, lid 3, veronderstelt dat mondeling een verklaring ter griffie wordt afgelegd, waarvan de griffier een akte opmaakt die op de voet van art. 53, lid 1, Onteigeningswet met de dagvaarding in cassatie aan de wederpartij wordt betekend, zodat de wederpartij en de cassatierechter dadelijk kunnen nagaan of de cassatietermijn in acht is genomen. Indien echter de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.