NJ 2003, 228
Ontkenning vaderschap door vader; ontvankelijkheid i.v.m. termijn; family life: art. 8 en 14 EVRM; Internationaal Verdrag voor de Rechten van het kind.
HR 15-11-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8473
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 november 2002
- Magistraten
P. Neleman, H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, P.C. Kop
- Zaaknummer
R01/112HR
- Conclusie
A-G i.b.d. Moltmaker
- LJN
AE8473
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Discriminatieverbod
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Europees belastingrecht / Discriminatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE8473, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑11‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE8473, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑11‑2002
- Wetingang
Essentie
Ontkenning vaderschap door vader; ontvankelijkheid i.v.m. termijn; family life: art. 8 en 14 EVRM; Internationaal Verdrag voor de Rechten van het kind.
Niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting geeft 's Hofs oordeel dat het vasthouden aan het wettelijk vermoeden van vaderschap nu de vader zijn verzoek strekkende tot ontkenning van het vaderschap niet heeft gedaan binnen de door wet gegeven termijn, niet een inmenging oplevert in het ‘family life’ in de zin van art. 8 EVRM omdat er geen biologische vader is die het kind wil erkennen, en voorts dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.