RvdW 2002, 183
Samenloop art. 5:54 en art. 3:13 BW; vereisten voor exclusieve werking; art. 5:54 geen lex specialis.
HR 15-11-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE8194 (AVO/Petri)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 november 2002
- Magistraten
R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, A.G. Pos, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C01/082HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AE8194
- Roepnaam
AVO/Petri
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Algemeen
Goederenrecht / Burenrecht en mandeligheid
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE8194, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑11‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE8194, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑11‑2002
- Wetingang
Essentie
Samenloop art. 5:54 en art. 3:13 BW; vereisten voor exclusieve werking; art. 5:54 geen lex specialis.
In geval van samenloop van wettelijke regelingen, kan van exclusieve werking slechts sprake zijn indien de wet zulks voorschrijft of onvermijdelijk meebrengt; zowel uit de wetsgeschiedenis van art. 5:54 BW als uit de strekking van deze bepaling volgt dat daaraan geen exclusieve werking toekomt. Art. 5:54 (legalisering overbouw) kan niet worden beschouwd als lex specialis van art. 3:13 BW (misbruik van recht) nu het toepassingsgebied van art. 5:54 slechts gedeeltelijk valt binnen dat van art. 3:13. Aangenomen moet worden dat de eigenaar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.