NJ 2003, 536
Onteigening ruwe bouwgrond. Waardebepaling. Invloed bijzondere capaciteiten en voornemens onteigende tot zelfrealisatie van lucratievere exploitatie op waarde onteigende zaak. Is sprake van schade als gevolg van verlies van een voordeel uit mogelijke toekomstige exploitatie door onteigende zelf?
HR 01-11-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE9479, m.nt. P.C.E. van Wijmen (Staat/Dijkshoorn I)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 november 2002
- Magistraten
E. Korthals Altes, L. Monné, P.J. van Amersfoort, J.C. van Oven, C.J.J. van Maanen
- Zaaknummer
1359
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
P.C.E. van Wijmen
- LJN
AE9479
- Roepnaam
Staat/Dijkshoorn I
- JCDI
JCDI:ADS142326:1
- Vakgebied(en)
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE9479, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑11‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE9479, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑11‑2002
- Wetingang
Ow art. 40b
Essentie
Onteigening ruwe bouwgrond. Waardebepaling. Invloed bijzondere capaciteiten en voornemens onteigende tot zelfrealisatie van lucratievere exploitatie op waarde onteigende zaak. Is sprake van schade als gevolg van verlies van een voordeel uit mogelijke toekomstige exploitatie door onteigende zelf?
Samenvatting
De in art. 40b, tweede lid, Onteigeningswet gegeven maatstaf voor de werkelijke waarde brengt mede dat die waarde geen invloed ondervindt van de bijzondere capaciteiten van de onteigende om de onteigende gronden geschikt te maken voor een lucratievere wijze van exploitatie dan die welke plaatsvindt ten tijde van de onteigening noch ook van de voornemens van de onteigende om ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.