NJ 2002, 566
Rechtsmiddelenverbod bij ontbinding agentuurovereenkomst; doorbreking i.g.v. cassatieklacht over niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep; belang in cassatie.
HR 18-10-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE7247 (Zwagerman Beheer II)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 oktober 2002
- Magistraten
R. Herrmann, J.B. Fleers, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, P.C. Kop
- Zaaknummer
R01/131HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AE7247
- Roepnaam
Zwagerman Beheer II
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Juridische beroepen / Rechter
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Staatsrecht / Rechtspraak
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE7247, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑10‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE7247, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑10‑2002
- Wetingang
BW art. 7:440; BW art. 7:685; RO art. 81
Essentie
Rechtsmiddelenverbod bij ontbinding agentuurovereenkomst; doorbreking i.g.v. cassatieklacht over niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep; belang in cassatie.
Ingevolge art. 7:440 lid 4 juncto art. 7:685 lid 11 BW staat van een beslissing van de kantonrechter krachtens art. 7:440 (ontbinding agentuurovereenkomst) geen hoger beroep of cassatie open. Dit verbod sluit hoger beroep of cassatie niet uit voorzover wordt geklaagd dat art. 7:440 ten onrechte dan wel met verzuim van essentiële vormen is toegepast of ten onrechte buiten toepassing is gelaten. De beslissing dat de appellant niet-ontvankelijk is in zijn beroep is niet te beschouwen als een beslissing krachtens art. 7:440 waarvoor het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.