NJ 2005, 40
Internationaal privaatrecht; rechtsmacht. Art. 6 EEX-Verdrag; accessoire bevoegdheid t.a.v. vordering in vrijwaring; uitzondering; misbruik van recht.
HR 20-09-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE0647, m.nt. P. Vlas
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 september 2002
- Magistraten
Mrs. R. Herrmann, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
C00/245HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- Noot
P. Vlas
- LJN
AE0647
- JCDI
JCDI:ADS143131:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE0647, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑09‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE0647, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑09‑2002
- Wetingang
Essentie
Internationaal privaatrecht; rechtsmacht. Art. 6 EEX-Verdrag; accessoire bevoegdheid t.a.v. vordering in vrijwaring; uitzondering; misbruik van recht.
Het Hof heeft terecht geoordeeld dat op grond van de laatste zinsnede van het tweede lid van art. 6 EEX-Verdrag (‘tenzij de vordering slechts is ingesteld om de opgeroepene af te trekken van de rechter die de wet hem toekent’) de in dit artikellid gegeven bijzondere bevoegdheid van de rechter in de hoofdzaak om ook het geschil in vrijwaring te beslechten, niet bestaat indien vastgesteld wordt dat sprake is geweest van misbruik van recht.
Samenvatting
Het in Nederland gevestigde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.