NJ 2003, 400
Wet bodembescherming: kan ook de economische eigenaar ongerechtvaardigd verrijkt zijn in de zin van art. 75 Wbb?
HR 13-09-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE3383, m.nt. W.M. Kleijn (Staat/Geveke)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 september 2002
- Magistraten
G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
C00/337HR
- Conclusie
P-G Hartkamp
- Noot
W.M. Kleijn
- LJN
AE3383
- Roepnaam
Staat/Geveke
- JCDI
JCDI:ADS143136:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Milieurecht / Bodem
Vermogensrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overige verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE3383, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑09‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE3383, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑09‑2002
- Wetingang
BW art. 6:212; WBB art. 75
Essentie
Wet bodembescherming: kan ook de economische eigenaar ongerechtvaardigd verrijkt zijn in de zin van art. 75 Wbb?
De Staat kan krachtens art. 75 lid 3 Wet bodembescherming (Wbb) ten laste van het Rijk, een provincie of een gemeente komende kosten van onderzoek en sanering, overeenkomstig de regels betreffende ongerechtvaardigde verrijking, verhalen op degene die door dat onderzoek of die sanering ongerechtvaardigd is verrijkt. Deze bepaling ziet ook op anderen dan hen die de onroerende zaak in (juridische) eigendom hebben verkregen of daarvan gebruiker of beperkt gerechtigde zijn. Bij de beoordeling van de vraag of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.