NJ 2003, 690
Bewijslastverdeling terzake afdracht van door gevolmachtigde voor volmachtgever ontvangen gelden; hoofdregel art. 177 (oud) Rv; bewijslast grondslag verweer.
HR 21-06-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE4390, m.nt. W.D.H. Asser
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 juni 2002
- Magistraten
G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C00/243HR
- Conclusie
A-G de Vries Lentsch-Kostense
- Noot
W.D.H. Asser
- LJN
AE4390
- JCDI
JCDI:ADS143127:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE4390, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑06‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE4390, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑06‑2002
- Wetingang
Essentie
Bewijslastverdeling terzake afdracht van door gevolmachtigde voor volmachtgever ontvangen gelden; hoofdregel art. 177 (oud) Rv; bewijslast grondslag verweer.
Volgens de hoofdregel van art. 177 (oud) Rv rust op de gevolmachtigde de bewijslast van zijn stelling dat het bedrag waarvan vaststaat dat hij het als gevolmachtigde voor de volmachtgever had ontvangen, aan deze heeft afgedragen. Nu de gevolmachtigde de stelling dat hij commissie heeft betaald heeft aangevoerd als grondslag van zijn verweer dat hij van zijn verplichting tot betaling is bevrijd, rustte de bewijslast van de betaling van de commissie op de gevolmachtigde.
Samenvatting
In deze ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.