RvdW 2002, 87
Erkenning kind door biologische vader; vervangende toestemming; afweging belangen. Voorwaardelijke toestemming aan ander na indiening verzoek vervangende toestemming.
HR 31-05-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE0745
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
31 mei 2002
- Magistraten
P. Neleman, A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
R01/120HR
- Conclusie
A-G i.b.d. Moltmaker
- LJN
AE0745
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE0745, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑05‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE0745, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑05‑2002
- Wetingang
BW art. 1:204
Essentie
Erkenning kind door biologische vader; vervangende toestemming; afweging belangen. Voorwaardelijke toestemming aan ander na indiening verzoek vervangende toestemming.
Vanaf het moment waarop een verzoek van de biologische vader tot het verlenen van vervangende toestemming voor erkenning bij de rechtbank is ingediend en totdat daarop definitief is beslist, kan de moeder aan een ander slechts voorwaardelijk toestemming tot erkenning verlenen; die toestemming heeft in dat geval alleen gevolg indien de door de verwekker gevraagde vervangende toestemming bij een definitief geworden rechterlijke uitspraak is geweigerd. De Hoge Raad verwerpt de overige cassatieklachten op de gronden vermeld in de conclusie van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.