RvdW 2002, 93
Inbreuk op privacy; onrechtmatigheidsvraag; rechtvaardigingsgrond. Wet persoonsregistraties. Kort geding; verwijzing naar gewone wijze van rechtspleging. Exhibitieplicht; ‘equality of arms’-beginsel.
HR 31-05-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD9609
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 mei 2002
- Magistraten
R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst
- Zaaknummer
C00/247HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AD9609
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD9609, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑05‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD9609, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑05‑2002
- Wetingang
BW art. 6:162; EVRM art. 8; Rv (oud) art. 291; Rv art. 843a; WPR art. 10
Essentie
Inbreuk op privacy; onrechtmatigheidsvraag; rechtvaardigingsgrond. Wet persoonsregistraties. Kort geding; verwijzing naar gewone wijze van rechtspleging. Exhibitieplicht; ‘equality of arms’-beginsel.
Een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer levert in beginsel een onrechtmatige daad op. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk het onrechtmatig karakter ontnemen. Of zulk een rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan slechts worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval door tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.