BIE 2003, 14
HR, 29-03-2002, nr. C00/201HR
HR 29-03-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD8184, m.nt. J. de Hullu
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 maart 2002
- Magistraten
G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, R. Herrmann, C.H.M. Jansen, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers
- Zaaknummer
C00/201HR
- Noot
J. de Hullu
- LJN
AD8184
- JCDI
JCDI:ADS878814:1
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD8184, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑03‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD8184, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑03‑2002
- Wetingang
Row 1910 art. 30 lid 2
Essentie
Internationaal Transportbedrijf H.J. van Bentum/Kool Transport e.a. (ook als er met het Hof van wordt uitgegaan dat de conclusie in die zin onzorgvuldig geredigeerd is dat Van Bentum heeft nagelaten de ten tijde van het opstellen van de conclusie kenbare, voor de hand liggende uitvoeringsvariant van Kool c.s. daarin op te nemen, moet bij de uitleg van de conclusie worden gezocht naar het midden tussen een redelijke bescherming van de octrooihouder en een redelijke rechtszekerheid voor derden).
Samenvatting
Art. 30 lid 2 Row (1910)
Het oordeel over de vraag of de gemiddelde vakman bij kennisneming van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.