RvdW 2002, 46
Internationaal privaatrecht; huwelijksvermogensrecht; buitenlands recht rechtsgrond in de zin van art. 48 (oud) Rv? Ontvankelijkheid cassatieberoep; belang; gezag van gewijsde.
HR 22-02-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD8197
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 februari 2002
- Magistraten
C.H.M. Jansen, J.B. Fleers, A.G. Pos
- Zaaknummer
R01/109HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AD8197
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD8197, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑02‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD8197, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑02‑2002
- Wetingang
Essentie
Internationaal privaatrecht; huwelijksvermogensrecht; buitenlands recht rechtsgrond in de zin van art. 48 (oud) Rv? Ontvankelijkheid cassatieberoep; belang; gezag van gewijsde.
In aanmerking genomen dat het Hof — onbestreden in cassatie — voor recht heeft verklaard dat tussen partijen gedurende hun huwelijk naar Duits recht een zgn. Zugewinngemeinschaft heeft bestaan en nu vaststond dat de vrouw, staande huwelijk, voor een waarde van DM 125 000 uit erfenissen had ontvangen, had het Hof, ook wat het Duitse recht betreft, zelf zo nodig rechtsgronden moeten aanvullen (art. 48 oud Rv) en dus zelf moeten onderzoeken of op basis van de regels ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.