NJ 2002, 225
Enquêterecht; bevoegdheid tot het verzoeken van een enquête.
HR 01-02-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD8831 (BTG/De Vries Robbé Groep e.a.,De Vries Robbé I)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 februari 2002
- Magistraten
G.J. Zuurmond, F.W.G.M. van Brunschot, A. Hammerstein, C.B. Bavinck, J.C. van Oven
- Zaaknummer
OK87
OK88
- Conclusie
plv. P-G Mok
- LJN
AD8831
- Roepnaam
BTG/De Vries Robbé Groep e.a.
De Vries Robbé I
- JCDI
JCDI:ADS157574:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD8831, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑02‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD8831, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 01‑02‑2002
- Wetingang
BW art. 2:345; BW art. 2:346; BW art. 2:349
Essentie
Enquêterecht; bevoegdheid tot het verzoeken van een enquête.
Zowel op grond van de tekst van art. 2:345 BW als van de wetsgeschiedenis moet worden aangenomen dat de bevoegdheid tot het indienen van een verzoek tot het instellen van een onderzoek als bedoeld in genoemde bepaling alleen toekomt aan degenen aan wie deze bevoegdheid in de wet is verleend. Blijkens de als limitatief bedoelde opsomming in art. 2:346 BW behoort daartoe niet de rechtspersoon ten aanzien waarvan het onderzoek zou moeten worden ingesteld.
Samenvatting
Het gaat in deze zaak om beantwoording van de vraag of de bevoegdheid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.