RvdW 2002, 11
Onderbewindstelling; machtigingsprocedure; ‘zaak van onderbewindstelling’ als bedoeld in art. 798 lid 2 Rv.
HR 11-01-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD4932
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 januari 2002
- Magistraten
G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, A.E.M van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
R01/025HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AD4932
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD4932, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑01‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD4932, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2002
- Wetingang
BW art. 1:431; BW art. 1:438; BW art. 1:441; Rv art. 429a (oud); Rv art. 798
Essentie
Onderbewindstelling; machtigingsprocedure; ‘zaak van onderbewindstelling’ als bedoeld in art. 798 lid 2 Rv.
Bij de machtigingsprocedure als bedoeld in art. 1:438 lid 2 en 1:441 lid 2 BW zijn slechts de rechthebbende en de bewindvoerder betrokken. De procedure kan daarom niet worden aangemerkt als een ‘zaak van onderbewindstelling’ als bedoeld in het tweede lid van art. 798 Rv; nu de in die bepaling opgenomen uitbreiding van de kring van belanghebbenden niet in overeenstemming is met de aard en strekking van een dergelijke procedure.
Samenvatting
Ter instandhouding van het vermogen van zijn in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.