RvdW 2002, 14
Huur bedrijfsruimte; vordering tot ontbinding; onmogelijkheid nakoming; verzuim. Overlast jegens derden.
HR 11-01-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD4925 (Schwarz/Gnjatovic)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 januari 2002
- Magistraten
P. Neleman, A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C00/112HR
- Conclusie
A-G Huydecoper
- LJN
AD4925
- Roepnaam
Schwarz/Gnjatovic
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD4925, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑01‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD4925, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2002
- Wetingang
BW art. 6:2; BW art. 6:81; BW art. 6:82; BW art. 6:83; BW art. 6:265
Essentie
Huur bedrijfsruimte; vordering tot ontbinding; onmogelijkheid nakoming; verzuim. Overlast jegens derden.
De rechtbank heeft, kennelijk op grond van haar oordeel dat nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, geoordeeld dat de door de verhuurder aangevoerde gronden niet tot ontbinding kunnen leiden nu geen sprake is van verzuim. Dit oordeel geeft blijk van een onjuiste opvatting m.b.t. de vraag wanneer nakoming mogelijk is. Indien een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een voortdurende verplichting, zoals de verplichtingen die voor beide partijen uit een huurovereenkomst voortvloeien, kan deze weliswaar in de toekomst alsnog worden nagekomen, maar daarmee wordt de tekortkoming ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.