NJ 2002, 38
Wet GBA: briefadres; verklaring van instemming. Ontvankelijkheid in cassatie: art. 426 lid 1 Rv.; eisen van een behoorlijke rechtspleging.
HR 07-12-2001, ECLI:NL:HR:2001:AD6831 (B&W Ferwerderadiel en Boersma/Van der Schaaf)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
7 december 2001
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
R01/038HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
AD6831
- Roepnaam
B&W Ferwerderadiel en Boersma/Van der Schaaf
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AD6831, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑12‑2001
- Wetingang
Essentie
Wet GBA: briefadres; verklaring van instemming. Ontvankelijkheid in cassatie: art. 426 lid 1 Rv.; eisen van een behoorlijke rechtspleging.
Ingevolge art. 426 lid 1 Rv. kan cassatieberoep worden ingesteld door degenen die in een der vorige instanties zijn verschenen; een persoon is verschenen indien hij een verweerschrift heeft ingediend of ter zitting is gehoord. De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen mee dat moet worden aangenomen dat art. 426 lid 1 niet de strekking heeft om een beroep in cassatie ook uit te sluiten ingeval het Hof heeft nagelaten betrokkene als belanghebbende op te roepen zodat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.