NJ 2002, 257
Invordering. Geldigheid dwangbevel bij ontbreken schriftelijk mandaatsbesluit; geen benadeling. Verzetprocedure: marginale toetsing belastingplicht.
HR 19-10-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZC3635, m.nt. J.W. Zwemmer
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 oktober 2001
- Magistraten
P. Neleman, G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop
- Zaaknummer
C00/114HR
- Conclusie
A-G Bakels
- Noot
J.W. Zwemmer
- LJN
ZC3635
- JCDI
JCDI:ADS63735:1
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Hoger beroep
Onbekend (V)
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Fiscaal bestuursrecht / Bezwaarfase
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Bestuursprocesrecht / Administratief beroep
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Beroep
Bestuursprocesrecht / Bezwaar
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:ZC3635, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑10‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:ZC3635, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑10‑2001
- Wetingang
AWB art. 6:22; BW art. 6:162; Inv.w 1990 art. 10; Inv.w 1990 art. 15; Rv (oud) art. 90
Essentie
Invordering. Geldigheid dwangbevel bij ontbreken schriftelijk mandaatsbesluit; geen benadeling. Verzetprocedure: marginale toetsing belastingplicht.
In 's Hofs overwegingen ligt oordeel besloten dat betrokkene niet is benadeeld door het aan het dwangbevel klevende formele gebrek (het ontbreken van een schriftelijk mandaatsbesluit); derhalve moet worden aangenomen dat — in overeenstemming met het beginsel dat ten grondslag ligt aan art. 6:22 Awb — dit gebrek niet tot nietigheid van het dwangbevel leidt. Uit het karakter van het dwangbevel als executoriale titel vloeit niet voort dat de omstandigheid dat een mandaat niet schriftelijk is verleend, voor de toepassing van art. 90 Rv. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.