NJ 2003, 534
Verdeling van de gemeenschap op de voet van art. 3:185 lid 1 BW; waardering goodwill maatschapsaandeel; vrijheid rechter.
HR 12-10-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZC3697, m.nt. W.M. Kleijn
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 oktober 2001
- Magistraten
R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
R00/166HR
- Conclusie
A-G Huydecoper
- Noot
W.M. Kleijn
- LJN
ZC3697
- JCDI
JCDI:ADS114896:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Goederenrecht / Gemeenschap
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Erfrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:ZC3697, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑10‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:ZC3697, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑2001
- Wetingang
BW art. 3:185
Essentie
Verdeling van de gemeenschap op de voet van art. 3:185 lid 1 BW; waardering goodwill maatschapsaandeel; vrijheid rechter. Hof heeft beslist dat aan de man wordt toebedeeld de onbepaalde waarde van het deel van zijn maatschapsaandeel dat bestaat in de goodwill en aan de vrouw een vordering op de man ter grootte van de helft van de te zijner tijd aan hem ter zake van de goodwill uitgekeerde netto vergoeding welke niet eerder opeisbaar zal worden dan nadat de man die vergoeding heeft ontvangen; aan deze beslissing heeft Hof ten grondslag gelegd dat i.v.m. alle toekomstige onzekerheden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.