NJ 2002, 278
Art. 1:394 BW: onderhoudsplicht uitsluitend voor mannelijke levensgezel moeder; strijd art. 8 (family life) en 14 EVRM?
HR 10-08-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZC3598, m.nt. J. de Boer
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 augustus 2001
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, W.H. Heemskerk, R. Herrmann, C.H.M. Jansen, J.B. Fleers
- Zaaknummer
R00/132HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- Noot
J. de Boer
- LJN
ZC3598
- JCDI
JCDI:ADS114884:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Alimentatie
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Discriminatieverbod
Europees belastingrecht / Discriminatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:ZC3598, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑08‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:ZC3598, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑08‑2001
- Wetingang
EVRM art. 8; EVRM art. 14; EVRM art. 53; GW art. 94; BW art. 1:394
Essentie
Art. 1:394 BW: onderhoudsplicht uitsluitend voor mannelijke levensgezel moeder; strijd art. 8 (family life) en 14 EVRM?
‘Family life’ omvat ook materiële belangen zoals onderhoudsplichten. Het betoog dat de beperking van de onderhoudsplicht in art. 1:394 BW tot de mannelijke levensgezel die heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, in strijd is met art. 8 en 14 EVRM, faalt. Uit art. 8 EVRM kan niet worden afgeleid dat deze bepaling een positieve verplichting oplegt om een kind een aanspraak op levensonderhoud toe te kennen jegens de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.