RvdW 2001, 130
Gezamenlijk ouderlijk gezag met niet-ouder: gegronde vrees verwaarlozing belangen kind; maatstaf; belangen andere ouder.
HR 13-07-2001, ECLI:NL:PHR:2001:ZC3639
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 juli 2001
- Magistraten
P. Neleman, R. Herrmann, C.H.M. Jansen, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
R00/079HR
- Conclusie
A-G i.b.d. Moltmaker
- LJN
ZC3639
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:ZC3639, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑07‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:ZC3639, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑07‑2001
- Wetingang
BW art. 1:253t; BW art. 1:377a
Essentie
Gezamenlijk ouderlijk gezag met niet-ouder: gegronde vrees verwaarlozing belangen kind; belangen andere ouder.
Bij een verzoek van een met het ouderlijk gezag belaste ouder om haar tezamen met haar echtgenoot, niet zijnde de vader, met het gezamenlijk gezag te belasten, moeten weliswaar — ingevolge art. 1:253t lid 3 BW — de belangen van de andere ouder worden meegewogen, doch de belangen van het kind blijven vooropstaan. Het ontbreken of moeizaam verlopen van een omgangsregeling kan op zichzelf geen genoegzame reden zijn het verzoek af te wijzen.
Samenvatting
Deze zaak betreft een verzoek van de moeder en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.