RvdW 2001, 117
Wet BOPZ. ‘Deelbeschikking’ (gedeeltelijke toewijzing/gedeeltelijke aanhouding). Ontvankelijkheid in cassatie.
HR 22-06-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB2240
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 juni 2001
- Magistraten
P. Neleman, G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, A. Hammerstein
- Zaaknummer
R01/014HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AB2240
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB2240, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑06‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB2240, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑06‑2001
- Wetingang
Essentie
Wet BOPZ. ‘Deelbeschikking’ (gedeeltelijke toewijzing/gedeeltelijke aanhouding). Ontvankelijkheid in cassatie.
Verzoeker niet-ontvankelijk in cassatieberoep tegen machtiging voortgezet verblijf nu termijn waarvoor machtiging is verleend inmiddels is verstreken. De rechter dient in beginsel binnen de in art. 17 lid 2 Bopz gestelde termijn te beslissen op de vordering van de O.v.J. doch hij kan o.g.v. bijzondere omstandigheden zoals deze dat het niet mogelijk is gebleken de patiënt tijdig te horen, de beslissing m.b.t. de totale duur van de periode van het voortgezette verblijf voor een korte termijn aanhouden.
Samenvatting
In deze zaak is de ontvankelijkheid in cassatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.