NJ 2001, 465
Invorderingswet 1990. Aansprakelijkstelling o.g.v. art. 33 lid 1 aanhef en onder b Iw: land van vestiging.
HR 20-04-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB1207
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 april 2001
- Magistraten
P. Neleman, W.H. Heemskerk, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink
- Zaaknummer
C99/223HR
- Conclusie
A-G Wattel
- LJN
AB1207
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB1207, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑04‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB1207, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑04‑2001
- Wetingang
Inv.w 1990 art. 33 lid 1 aanhef onder b
Essentie
Invorderingswet 1990. Aansprakelijkstelling o.g.v. art. 33 lid 1 aanhef en onder b Iw: land van vestiging.
Hof dat met juistheid heeft vooropgesteld dat aansprakelijkstelling o.g.v. art. 33 lid 1 aanhef en onder b Iw. 1990 slechts kan plaatsvinden indien een lichaam niet in Nederland is gevestigd, heeft terecht bij de vaststelling van ‘het land van vestiging’ aansluiting gezocht bij het materiële vestigingsbegrip van art. 4 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen en bij het daarmee overeenstemmende begrip ‘gevestigd’ zoals nader aangeduid in de passage over art. 33 in de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.