NJ 2002, 372
Onttrekking als procureur: schorsing geding? Rechtsverhouding procureur en cliënt.
HR 02-02-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AA9764, m.nt. H.J. Snijders (Oosterom/Den Oudsten)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 februari 2001
- Magistraten
P. Neleman, R. Herrmann, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein
- Zaaknummer
C99/100HR
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- Noot
H.J. Snijders
- LJN
AA9764
- Roepnaam
Oosterom/Den Oudsten
- JCDI
JCDI:ADS63885:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AA9764, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑02‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AA9764, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑2001
- Wetingang
EVRM art. 6; Rv (oud) art. 254
Essentie
Onttrekking als procureur: schorsing geding? Rechtsverhouding procureur en cliënt.
Door een onttrekking als procureur wordt de loop van het rechtsgeding niet geschorst als bedoeld in art. 254 aanhef en onder 4 Rv. De rechtsverhouding tussen de zich onttrekkende procureur en zijn (voormalige) cliënt brengt mee dat op eerstgenoemde de plicht rust zijn (voormalige) cliënt te wijzen op de gevolgen van de onttrekking en de noodzaak om een nieuwe procureur te doen optreden als hij zich in het rechtsgeding wil doen vertegenwoordigen.
Samenvatting
Den Oudsten heeft in april 1993 hoger beroep ingesteld van een tussen partijen gewezen vonnis ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.