RvdW 2001, 3
Gezag na echtscheiding. Gezamenlijke gezagsuitoefening; geschil verblijfplaats; nevenvoorziening. Belang kind.
HR 15-12-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA9042
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 december 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
R00/048HR
- Conclusie
A-G i.b.d. Moltmaker
- LJN
AA9042
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA9042, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑12‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA9042, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑12‑2000
- Wetingang
BW art. 1:251; BW art. 1:253a; RO art. 101a; Rv art. 827
Essentie
Gezag na echtscheiding. Gezamenlijke gezagsuitoefening; geschil verblijfplaats; nevenvoorziening. Belang kind.
Het strookt met het bepaalde in art. 1:253a BW en art. 827 Rv. om aan te nemen dat de rechter de bevoegdheid toekomt om ook in het geval dat de ouders na echtscheiding gezamenlijk met het gezag belast blijven, bij wijze van nevenvoorziening op verzoek van (een van) de ouders een beslissing te nemen omtrent de gewone verblijfplaats van het kind. Rechter kàn in geval van ontbinding huwelijk door echtscheiding bepalen dat gezag over kind aan een van de ouders alleen toekomt; rechter is daartoe niet gehouden; ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.