RvdW 2000, 245
Omgangsregeling. Ontzeggingsgronden art. 3:377a lid 3 BW; verplichting tot aanhouding behandeling bij onvolledige informatie.
HR 08-12-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA8894
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 december 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, C.H.M. Jansen, J.B. Fleers, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
R00/036HR
- Conclusie
A-G i.b.d. Moltmaker
- LJN
AA8894
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA8894, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑12‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA8894, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑12‑2000
- Wetingang
BW art. 1:377a; BW art. 1:377e
Essentie
Omgangsregeling. Ontzeggingsgronden art. 3:377a lid 3 BW; verplichting tot aanhouding behandeling bij onvolledige informatie.
Het kind en de niet met het gezag belaste ouder hebben recht op omgang met elkaar; de omgang kan aan die ouder slechts worden ontzegd wegens het bestaan van een (of meer) der in art. 3:377a lid 3 BW opgesomde ontzeggingsgronden welke als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind. De rechter is niet bevoegd de omgang ambtshalve te ontzeggen; hij kan een verzoek niet afwijzen op de enkele grond dat niet kan worden beoordeeld ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.