RvdW 2000, 239
Voogdij buitenlands pleegkind; ontbreken beginseltoestemming art. 2 Wobp; belang van het kind.
HR 01-12-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA8715
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 december 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, W.H. Heemskerk, R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
R99/162HR
- Conclusie
A-G i.b.d. Moltmaker
- LJN
AA8715
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Burgerlijk procesrecht (V)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA8715, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑12‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA8715, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑12‑2000
- Wetingang
BW art. 1:228; BW art. 1:295; BW art. 1:327; Haags Verdrag burgerrechtelijke aspecten internationale ontvoering van kinderen art. 1; WOBP art. 2; WOBP art. 9; WOBP art. 10
Essentie
Voogdij buitenlands pleegkind; ontbreken beginseltoestemming art. 2 Wobp; belang van het kind.
Ook voor het geval dat de voorschriften van de Wobp niet zijn nageleefd (geen beginseltoestemming is verkregen voor opneming in Nederland van een buitenlands pleegkind) gaat de Wobp ervan uit dat het belang van het kind voorop staat. De Rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat onderzocht moet worden of toekenning van de voogdij aan het echtpaar dat het kind zonder beginseltoestemming uit de Filippijnen in Nederland heeft binnengebracht, in het belang van het kind is, hoezeer het echtpaar ook laakbaar heeft gehandeld. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.